Diane, partner van transvrouw Vera

“Op een dag zag ik dat er een plafondtegel los zat in de badkamer. Ik wilde die weer recht leggen en toen vond ik daar een beha. ‘Wat is dit?!’, dacht ik meteen en stapte naar Erik. Daarop bekende Erik me dat hij aan travestie deed. Daar had ik nooit iets van gemerkt. Het was niet de eerste keer dat ik vreemde dingen vond die ik niet begreep: in de periode daarvoor was ik ook allerlei briefjes tegen gekomen met telefoonnummers die dan van vrouwen bleken te zijn. Ik heb wel gedacht dat hij vreemdging.

Hij had altijd overal een logische verklaring voor: hij moest iemand bellen voor school, of het was een klant. Die verklaringen stellen je wel gerust, maar ergens voel je toch ook dat het niet klopt.

Het ontdekken van dat geheim vond ik heel erg. Ik heb me echt belazerd gevoeld dat hij iets dat zo belangrijk voor hem was, zo lang voor mij verborgen heeft gehouden. Hoe ik haar weer ging vertrouwen? Door eindeloos te praten. Doordat ze me een uitleg had gegeven die ik kon begrijpen. Een woord als spijt is gemakkelijk in de mond genomen, maar ik zag ook dat het wat met haar deed dat ik het vertrouwen kwijt was.

Ik heb het nooit moeilijk gevonden om Vera in vrouwenkleding te zien. Wel had ze in het begin zelf veel bevestiging nodig. Ze stond continu voor de spiegel. Als we samen zaten te praten, keek ze over mijn schouder in de spiegel of ze er nog wel goed uit zag. Dat vond ik irritant. Op een gegeven moment zei ik haar: ‘En nu klaar daarmee. Je bent met mij in gesprek en dan moet je niet met jezelf bezig blijven.’ Ja, ik heb wel veel en vaak bijgestuurd hoe ze eruit zag in het begin. Totdat ze een keer zei: ‘Hou maar op over de manier waarop ik loop. Ik loop zoals ik loop en dat ben ik nu eenmaal.’ Zoals ze ook nu eenmaal brede schouders heeft en een lage stem, dat verandert niet door de transitie. Die eerste tijd droeg ze een pruik. Voor haar was het belangrijk dat haar oude zelf onherkenbaar was. Make-up dus, pruik, kleding. Dan voelde ze zich minder onzeker, maar ik vond het niet fijn. Die pruik vond ik naar: hij rook vreemd en hij was vreemd. En als het dan slecht weer was, was ze ook nog eens bang om de straat op te gaan omdat die pruik nat kon worden en lelijk zou worden. In het begin ging ik daarin mee: blijven we thuis? OK. Maar na verloop van tijd voelde het niet goed meer om me zo aan te passen aan haar. Dan dacht ik: ho wacht even. We hebben afgesproken bij vrienden en ik ga nu niet thuis blijven alleen omdat het regent.”