Het is zomervakantie, de eerste sinds mijn lief als vrouw door het leven gaat. We stappen samen op de fiets, tentje achterop, zoals we iedere zomer doen. Op naar Frankrijk. Ik duw op de trappers en probeer vooruit te komen. Argh, wat is dat zwaar. ‘Wat trap je toch moeilijk?’, vraagt lief. Ja, ik weet het. Ik heb geprobeerd of ik meer gewicht achterop kan dragen. Want straks, als lief aan de hormonen gaat, zal ze niet meer zoals altijd de zwaarste bepakking van ons tweeën dragen. Ze zal aan kracht verliezen zodra ze geen testosteron meer heeft. ‘Maar dat is nu toch nog geen probleem?’, merkt ze op. En hop, daar wisselt ze de tent die bovenop mijn bagagedrager ligt met de stokken en het grondzeil die op haar bagagedrager liggen. Dat trapt lichter. Maar ik voel me falen.
We hebben Autun gehaald. Hier is een camping langs een klein riviertje, we zijn er een paar jaar geleden ook geweest. Het is een warme dag en we zijn moe van de tocht. Met de tong op onze schoenen zetten we de fietsen met bepakking in het rek en lopen de receptie binnen: na het felle zonlicht buiten kost het even tijd voordat we iets zien in de donkere ruimte. Planken met kleine voorraden etenswaren aan de wand tegenover de deur. Een tafeltje met een paar stoeltjes en een gokkast links. En rechts een luik met een soort balie. Een man spreekt ons aan.
In mijn beste Frans vraag ik: ‘Avez-vous une place pour nous et notre tente?’ De man strekt meteen wijd zijn arm uit: ‘Mais biensur, mesdames, pour vous altijd’, zegt hij op net iets te joviale toon terwijl hij licht zijn hoofd buigt. Hij gooit de deur van de receptie open, springt op zijn fietsje en wenkt ons om hem te volgen tot hij stopt bij een mooi grasveldje tussen de bomen. ‘Is dit iets dat de dames kan bekoren?’ Wij knikken maar. Met nog meer egards vertrekt hij weer.
Toen we nog als man en vrouw reisden, viel een dergelijk welkom ons niet ten deel. ‘Dit is dus flirten’, zeg ik tegen mijn lief. Lief kijkt verbaasd op. ‘Hoe bedoel je?’