Vrouw 1

‘Zeg, waarom heb je me dit nooit eerder verteld?’, roept lief opgetogen. ‘He, wat?’ Ik kijk op uit de badkamer terwijl mijn lief in de slaapkamer voor de spiegel staat. ‘Waarom wist ik niet dat maillots zo fijn zitten? Dat heb je me nooit verteld.’ Lief draagt een nieuwe maillot onder haar favoriete spijkerrokje. Wanneer heeft ze die eigenlijk gekocht?

‘Een maillot fijn?’ Ik denk aan de groene maillot die ik als kleuter droeg. De wol prikte en voor de zoveelste keer had ik een gat in de knie gevallen en ik voorzag hoe mijn moeder boos zou zijn. Op de kleuterschool plakte ik van rood papier een knie op het gat. ‘Maar maillots zijn helemaal niet fijn. Ze zijn altijd te klein en dan trekt het kruis tussen je benen. Noodzakelijk kwaad totdat je aan de panty mag.’

Ineens valt het me in. Lief mist het collectief trauma dat geboren vrouwen hebben rond de maillot. Zij heeft ‘maillot dragen’ overgeslagen omdat ze als kleuter geen meisjeskleren gedragen heeft. Ze is als zij-instromer ingestapt in ‘panty dragen’ wat ik pas mocht nadat ik het had afgeleerd om gaten in mijn knie te vallen. Zoals zij meer vrouwendingen in een andere volgorde leert dan geboren vrouwen.

‘Jij hebt ‘Vrouw 1’ gemist’, leg ik haar uit. In ‘Vrouw 1’ leert een kleuter de basisbeginselen van vrouwenkleren dragen. Dat je een rok draagt en leert dat niemand onder je rok mag kijken (een uitdaging als je graag in bomen klimt). Dat je moeder je haar in paardestaarten of vlechtjes doet en dat je de elastiekjes (ik droeg bolletjes in mijn staartjes) niet verliest. Pas als je Vrouw 1 goed beheerst, mag je door naar Vrouw 2. Daar horen panty’s bij en misschien schoenen met een klein hakje. Zelf staarten en vlechtjes maken, maar nog niet hoe je zelf je haar kunt opsteken, dat begint pas in Vrouw 3. Net als make-up goed gebruiken. En wat het verschil is tussen make-up voor het uitgaan en make-up overdag dat leer je in Vrouw 4.

Een van mijn taken als partner is het om mijn geliefde die subtiele ervaring bij te brengen die je als cisvrouw na jarenlange training hebt geleerd. Een transvrouw heeft de pubervriendinnen gemist die haar ronduit zeggen dat ze met dat rokje en hoge hakken die prima konden tijdens het uitgaan, nu op het werk voor gek loopt. Nu balanceer ik tussen haar bijbrengen wat kan en wat niet kan, wat staat en wat niet staat, en haar de vrijheid gunnen om haar eigen stijl te ontdekken.

En ik ben de maillots weer gaan waarderen. Voetloze maillots dan bij voorkeur, want die gaan nooit trekken in het kruis.

Mijn vrouw

‘Waarom spreek jij steeds over ‘mijn partner’? Jullie zijn toch getrouwd?’ Ik knik. ‘Ik heb altijd gedacht dat lesbische vrouwen er trots op zijn dat ze ‘mijn vrouw’ kunnen zeggen.’
Tijdens de vakantie hebben we nieuwe mensen leren kennen. Zij weten niet van het verleden van mijn lief. Ik haal diep adem. Ja, als ik een trotse lesbische zou zijn, zou ik misschien over mijn vrouw spreken. Maar ik ben maar een gewone heterovrouw die zichzelf tot haar verrassing terugvindt in een lesbische relatie. Ik moet er nog aan wennen dat ik mijn man kwijt ben. Laat staan dat ik het normaal kan vinden dat ik nu over mijn vrouw mag spreken.

Na de zomer zit ik bij de kapper. Terwijl ze mijn haar onderhanden heeft, babbelt ze over onschuldige onderwerpen zoals kappers dat doen.
‘Dit is het moment’, denk ik, ‘ik ga proberen of het me lukt.’
De kapster heeft het over haar vakantie op Kreta. Als ze mij vraagt of ik ook met vakantie ben geweest, vertel ik haar: ‘Ik ben met mijn vrouw op vakantie geweest naar Frankrijk.’ Het klinkt in mijn oren net iets te nadrukkelijk, niet zo natuurlijk als ik zou willen. Ik wacht of er gedreun uit de grond opkomt, maar nee. Het plafond van de zaak komt evenmin in brokstukken naar beneden vallen. De kapster pakt met haar kam een nieuwe lok om te knippen. ‘Hebben jullie goed weer gehad?’, babbelt ze verder. Alleen in mij speelt zich de aardbeving af, om mij heen gaat alles door alsof er niets veranderd is.

Een jaar later loop ik bij een concert een oud-collega tegen het lijf. Het is lang geleden dat we elkaar gezien en gesproken hebben. Terwijl we een praatje maken, staat mijn lief naast me. ‘Heb je mijn vrouw al eerder ontmoet?’, vraag ik quasi nonchalant aan de oud-collega. Ik zie haar ogen knipperen, haar hersens kraken. Ooit deelden we als collega’s een kamer. Ze vraagt zich nu af of ze altijd onterecht heeft gedacht dat ik met een man samen was. ‘Nee’, zegt ze na een aarzeling en steekt haar hand uit. Ze vraagt niet verder. Ik voel een binnenpretje opkomen. Het heeft wel wat: andere mensen ontregelen.