Nieuwe naam

Één keer vergis ik me in haar nieuwe naam. We zijn op vakantie en fietsen door een vreemde stad. Een onoverzichtelijk kruispunt met druk verkeer dat van verschillende kanten tegelijk oprukt. Lief fietst voorop, zoals gewoonlijk. En ik zie uit een straatje schuin rechts voor een klein bedrijfsbusje op haar toerijden. In een impuls schreeuw ik naar haar met haar oude naam: ‘Pas op!’ In het diepst van mijn angst zit nog niet haar nieuwe naam. Het diepst van mijn gevoel kent mijn geliefde nog bij haar oude naam.

Een half jaar eerder komt ze terug van haar eerste gesprek bij een psycholoog die haar een stukje gaat begeleiden. ‘Ze vroeg me hoe ik heette. En toen we afscheid namen, zei ze ‘dag Miran’.’ Lief glundert als ze het vertelt. Ik voel een steek. Ik zou degene moeten zijn die haar zo noemt, maar ik kan het nog niet.

‘Hoe zullen we je vanaf nu noemen?’ vragen de buren. ‘Maakt niet uit. Neem de tijd om te wennen’, zegt mijn lief. ‘Nou dan gebruiken we je nieuwe naam’, heel pragmatisch. Mijn lief vertelt het me als ik thuis kom. ‘Maar-’ stribbelt het in me. Haar oude naam is verbonden met de man die ik liefhad. Zo vaak heb ik haar oude naam uitgesproken, geroepen, gefluisterd, geplaagd, om raad gevraagd, trots uitgesproken toen ik haar mijn trouwbelofte gaf. Die naam niet meer gebruiken is afscheid nemen van een verleden waarin ik gelukkig was. Haar nieuwe naam gebruiken voelt alsof ik verraad pleeg aan mijn liefde.

Een maand lang vermijd ik alle namen. Dus roep ik ‘Hé, het eten is klaar.’ En vraag: ‘Liefste, doe jij vandaag de boodschappen?’ Dan, na een maand, besluit ik dat ik het moet gaan doen: hoe vervreemdend ook, ik ga haar aanspreken bij haar nieuwe naam. En het zal vreemd voelen, maar iedere keer als ik haar bij haar nieuwe naam noem zal er een nieuwe verbinding in mijn brein ontstaan tussen de nieuwe naam en de liefde die ik voel. Net zo lang totdat de nieuwe naam vertrouwd is geworden. Net zo lang tot haar oude naam vreemd is geworden, als iets uit een ander leven.

Als we het kruispunt over zijn, stoppen we even langs de kant van de weg. Adem halen. Opgelucht omdat we veilig zijn. En we kijken elkaar aan. ‘Je gebruikte mijn oude naam.’ ‘Ik noemde je oude naam’, zeggen we bijna tegelijkertijd. Ik zie begrip bij haar. ‘Dat gebeurt je bijna nooit,’ zegt ze. ‘Het kwam van heel diep van binnen’, zeg ik verontschuldigend. Het is niet de laatste keer geweest. Maar in de loop van de jaren is haar nieuwe naam is verbonden geraakt met mijn liefde, met alles wat we samen delen, zelfs met het verleden.